Voor kunstenaar Marc Chagall waren zijn schilderijen alles: zijn dagboek, kapitaal, bewijs van succes, het recht om de hand van zijn geliefde te vragen en zijn hart en ziel. Hij verwerkte talloze (jeugd)herinneringen in zijn doeken. Hoe kon het dat Chagall meerdere keren zijn schilderijen kwijtraakte?
De jonge Chagall kwam na een periode in de gevangenis terecht bij Maxim Vinaver, een geassimileerde Jood die in het parlement zat. Vinaver nam Chagall onder zijn vleugels en gaf hem een kamer op de redactie van zijn tijdschrift. Chagall mocht er slapen, tekenen en kreeg spullen om te schilderen. Het werd bijna een soort atelier. Als Chagall zo’n vijftig werken af heeft, neemt hij ze mee naar een lijstenmaker in de hoop dat de beste man wat van zijn werken kan verkopen. Hij laat zijn schilderijen achter, maar als Chagall terugkomt doet de lijstenmaker of hij Chagall niet kent.
In Berlijn bezocht Chagall galeriehouder Herwarth Walden, waarbij hij acht jaar eerder zijn eerste solotentoonstelling had. Hij wilde zijn schilderijen terugzien. Walden dacht dat Chagall dood was (omgekomen in de Eerste Wereldoorlog) en had alle schilderijen verkocht. Dat was fijn, omdat Chagall er heel beroemd door was geworden, maar van het geld was weinig over. Walden had het weggezet bij een notaris en Chagall kon er 1 miljoen rijksmark voor krijgen. Dat klinkt misschien veel, maar door de hyperinflatie was het bijna niets waard. In die tijd betaalde je al snel zo’n 7,5 miljoen rijksmark voor een brood.
Chagall accepteerde het niet. Hij wilde van Walden de waarde die de werken destijds hadden gehad. Walden ging er niet op in en had het geld niet. Hij had Chagall beroemd gemaakt en dat was volgens hem veel meer waard.
Chagalls schilderijen bleken bij rijke verzamelaars te hangen. Walden weigerde hun namen aan Chagall te geven. Toch kwam Chagall te weten dat Walden zeven van zijn beste schilderijen zelf had gehouden. Hij verkocht ze aan zijn vrouw voor een klein bedrag. Op onderstaande foto zijn meneer en mevrouw Walden thuis te zien met op de achtergrond twee werken van Chagall.
Dit feit verlamde Chagall. Hij vond het verschrikkelijk en was niet meer in staat te tekenen en te schilderen. Hij spande een rechtszaak aan tegen Walden, die zes jaar zou gaan duren.
Als Chagall na de Eerste Wereldoorlog terugkomt in Parijs, verheugt hij zich erop om zijn oude schilderijen in atelier ‘La Ruche’ weer te zien. Er moesten wel honderdvijftig schilderijen staan. Maar eenmaal aangekomen bij zijn oude atelier doet een man de deur open die hem vertelt dat er geen schilderijen meer zijn. Ze zijn weg!
Het verhaal gaat dat de schilderijen door iemand in veiligheid waren gebracht of waren opgeslagen en daar gestolen. Chagall was verslagen. Het was nu al de derde keer in zijn leven dat dit hem overkwam. Hij schilderde de werken die hij kwijtraakte opnieuw, voor zichzelf.
“Hij is volkomen van de kaart.”
Maar Chagall kwam erachter dat Gustave Coquiot, een beroemde Franse kunstrecensent, 56 van de schilderijen in zijn huis had. Chagall ging verhaal halen, maar Coquiot gaf aan dat hij netjes voor de werken had betaald, al wist hij niet meer aan wie. Hij beloofde Chagall een mooie recensie over zijn werk te schrijven, waar hij volgens Coquiot veel aan zou hebben.