De vorsten van de afgelopen eeuwen hadden een voorliefde voor kunstvoorwerpen, zeldzame objecten en bepaalde decoratieve stijlen. Wist je dat...
Al sinds de Oudheid wordt opaal gebruikt als edelsteen. Het kan verschillende kleuren hebben, zoals blauw, groen, geel, oranje, bruin en rood. Opaal heeft een bijzonder kleurrijke glinstering: het verschijnsel dat je ook kunt zien bij olie en zeepbellen. Dit komt door de dunne laagjes waaruit de steen is opgebouwd en het licht.
De steen heeft in al die eeuwen verschillende betekenissen gehad. Aanvankelijk was het een gelukssteen, maar in de 19e eeuw veranderde dat in Europa en kreeg het een slechte naam. Het was Koningin Victoria (1819 – 1901), van het Verenigd Koninkrijk, die opalen weer populair maakte. Ze was er dol op en had een grote collectie.
De Nederlands-Britse kunstenaar Jacob van der Beugel maakte de wanden van ongeveer 60.000 handgemaakte baksteentjes. Hij verwerkte er delen van de genetische code van Willem-Alexander en Máxima in. Het kostte de kunstenaar drie jaar om de steentjes te maken en drie weken om het te installeren.
Van der Waay was tussen 1891-1927 hoogleraar aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten en was verantwoordelijk voor het schilderswerk van de Gouden Koets. Hij maakte schilderijen, tekeningen en etsen. Zijn oeuvre omvat verder veel kinderen in weeshuiskostuums, stadsgezichten en klederdrachten. Naast het beschilderen van de Gouden Koets tekende Van der Waay ook het portret van de jonge koningin Wilhelmina voor munten en postzegels.
De vier panelen op de Gouden Koets hebben schilderingen waarbij de voorkant de toekomst, het middenstuk het heden en de achterkant het verleden symboliseert. Op het achterste paneel is te zien hoe de muze van de geschiedschrijving de volkshulde vastlegt bij de inhuldiging van Wilhelmina. De koest werd namelijk in 1898 door de Amsterdammers aan koningin Wilhelmina geschonken naar aanleiding van haar inhuldiging. Op de rechterkant is de ‘hulde van Nederland’ te zien en op de linkerkant de omstreden ‘hulde der koloniën’. Op dit laatstgenoemde deel zijn zwarte mannen en vrouwen zichtbaar die hun rijkdommen aanbieden aan de Nederlandse maagd die staat voor het Nederlandse Gemenebest.
Karel V, de koning van Frankrijk, legde in de vijftiende eeuw al een Kunst- en Wunderkammer aan. Vanaf dan werd het verzamelen gezien als vorstelijke bezigheid. Deze vorstelijke collecties werden Kunst- en Wunderkammmers genoemd vanwege de kunstvoorwerpen waarover de vorsten zich verwonderden. Het was een soort privémuseum met beeldhouwwerken, schilderijen en andere bijzondere of wonderbaarlijke voorwerpen. Deze vielen onder de categorie ‘naturalia’ (objecten uit de natuur) of ‘artificialia’ (objecten gemaakt door mensen als schilderijen). De ‘naturalia’ verzamelingen zie je terug in natuurhistorische musea en de ‘artificialia’ in kunstmusea.
Bij de voorloper van de Kunst- en Wunderkammer, de schatkamer, ging om het opbergen en veiligstellen. Het was het resultaat van de aanzien en rijkdom van de eigenaar en bestond uit erfenissen, geschenken en reliekhouders. Bij de Kunst- en Wunderkammers ging het om tentoonstellingsruimtes waarin objecten uit de hele wereld werden uitgestald. De verzamelwoede ontstond door de groeiende nieuwsgierigheid en de zucht naar kennis, maar de speciale ruimtes werden ook gebruikt om aanzien en status te verwerven.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de tuinen van Versailles. Lodewijk XIV-stijl is een barokstijl genoemd naar de Franse Koning Lodewijk XIV (1638-1715) die wordt gekenmerkt als symmetrisch, zwaar en decoratief. In de architectuur is het acanthusblad in deze stijl veel gebruikt. Er bestaat ook een Lodewijk XV-stijl, die het tegenovergestelde is van zijn voorganger Lodewijk XIV. Namelijk sierlijk, speels en asymmetrisch. Deze late barokstijl is genoemd naar de Franse koning Lodewijk XV (1710-1774) en wordt ook wel rococo genoemd. Kenmerkend voor deze stijl zijn de krullerige versieringen.
Het eerste exemplaar werd rond 1912 gemaakt door de poppenmakers uit Thüring. Het hoofd van de pop is gemaakt van keramiek. In die tijd werden de gezichten van poppen steeds realistischer. De makers gingen de gezichten vormen naar echte kinderen, die ook echt model stonden. De Julianapop op de onderstaande afbeelding is te vinden in de collectie van het Huis van Gijn in Dordrecht, naar verzamelaar Simon van Gijn.