De Nederlandse kunstenaar Piet Mondriaan stierf op 1 februari 1944 in New York aan een longontsteking. Uit brieven en getuigenissen blijkt dat er één werk was waar hij de laatste tien dagen van zijn leven nog hard aan heeft gewerkt, maar niet afkreeg: de Victory Boogie Woogie (1942-1944).
Piet Mondriaan is een van de pioniers als het om abstracte kunst gaat. Zijn werken begonnen figuratief, maar gingen over in geometrisch abstracte werken in primaire kleuren: rood, geel en blauw. Hij werd er wereldberoemd mee.
In 1942 begint Mondriaan in New York aan een nieuw doek in de vorm van een ruit. Op het doek wil hij het ritme van Amerika en de metropool New York uitdrukken. Dat omvatte voor hem chaos en orde, groot en klein, statisch en dynamisch en snel en langzaam. Hij bouwde het kunstwerk op uit wel 574 vakjes met allemaal een eigen karakter, kleur, textuur en gelaagdheid. De patronen en ritmiek van deze vlakken verwezen naar het tempo, ritme en stratenplan van New York. Mondriaan had verschillende benamingen voor het schilderij: Victory-painting, Boogie Woogie painting en soms Diamond. Uiteindelijk gaf kunsthandelaar Francis Valentine Dudensing het werk de naam Victory Boogie Woogie.
Kunstenaar Jasper Krabbé sprak in het tv-programma Het geheim van de Meester een van de laatste ooggetuigen die Mondriaan aan de Victory Boogie Woogie heeft zien werken: Sean Sweeney, de zoon van de directeur van het Museum Of Modern Art (MOMA). Hij was dertien jaar oud toen hij in het atelier van Mondriaan stond en zag hoe de Victory Boogie Woogie werd gemaakt. Krabbé en Sweeney halen herinneringen op aan de kunstscène in New York uit die tijd en aan Mondriaans liefde voor dansen en jazz, waar misschien ook wel een deel van de ritmiek in de Victory Boogie Woogie vandaan komt.
Op 23 januari 1944 is Mondriaan ziek, maar werkt hij nog wel aan het schilderij en hij begint zelfs aan een ingrijpende verandering. Zijn worsteling en zoektocht zijn nog duidelijk zichtbaar in de vele gekleurde tapejes waarmee hij de kleurpatronen wilde uittesten. In het programma Het geheim van de Meester haalden professor materiaalkunde Joris Dik, professor conservation science aan de Universiteit van Amsterdam Maarten van Bommel, hoofdconservator moderne kunst van het Gemeentemuseum in Den Haag Hans Janssen en professor kunstgeschiedenis aan Queen’s University Ron Spronk virtueel het tape van het schilderij. Ze keken naar de laagopbouw en ontdekten zonder de tape een soort dambord, waar Mondriaan door te spelen met tape een andere ritmiek aan gaf. Een proces waarbij hij tape toevoegde, stukjes afkrabde en weer overschilderde. Er is maar één vlakje, een blauwe, dat van het begin tot het eind hetzelfde gebleven.
Het kunstwerk zal altijd een mysterie blijven. Professor Joris Dik: 'Een van de conclusies is dat het te complex is, dat het onduidelijk is hoe het schilderij nou is ontstaan. Echt de precieze stappen van wat gebeurde er eerst en daarna, dat is toch nog een puzzel.'
Ook uit brieven en getuigenissen blijkt dat Mondriaan de laatste tien dagen van zijn leven het werk nog grondig heeft aangepast door veel contrastrijker te werken dan in zijn vroegere werk. James Johnson Sweeney, toenmalig directeur van het Guggenheimmuseum in New York, schreef over Mondriaans worsteling met dit schilderij: 'Drie dagen voordat hij naar het ziekenhuis werd gebracht was hij begonnen aan een drastische herziening van zijn nieuwste schilderij dat al praktisch klaar was om tentoongesteld te worden en waaraan hij niet minder dan negen maanden constant gewerkt had.'
In de serie 'Het laatste meesterwerk van' neemt de kunstredactie de laatste kunstwerken van een aantal grote meesters onder de loep. Wat wilde de kunstenaar zeggen met het werk, hoe is het tot stand gekomen en heeft de kunstenaar een speciale relatie met zijn laatste werk?
Op 26 januari wordt de zieke Mondriaan naar het Murray Hill ziekenhuis in New York gebracht waar hij op 1 februari 1944 overlijdt aan een longontsteking. Het kunstwerk blijft onafgemaakt achter in zijn atelier. Mondriaan laat al zijn doeken na aan Harry Holtzmann, behalve de één: de Victory Boogie Woogie, die laat hij na aan Francis Valentine Dudensing. Uiteindelijk belandt het werk via particulier verzamelaar Emily Tremaine en krantenmagnaat S.I. Newhouse in 1998 in handen van de Staat der Nederlanden, dankzij een gift van de Nederlandsche Bank. Nu is de Victory Boogie Woogie is onderdeel van de vaste collectie van het Gemeentemuseum in Den Haag en is daar altijd te zien.