Vincent van Gogh was in zijn leven erg gesteld op zijn kunstenaarsvrienden, waaronder Paul Gauguin, Émile Bernard en Anthon van Rappard. Toch waren dit niet altijd makkelijke vriendschappen en de spanning kon soms hoog oplopen. Bij zijn broer Theo kon hij altijd terecht.
Als 27-jarige jongen koos Vincent ervoor om schilder te worden. Zo kwam hij in contact met andere kunstenaars, waaronder de Nederlandse schilder Anthon (Gerard Alexander) van Rappard. Hij studeerde in Brussel aan de kunstacademie en Van Gogh bezocht hem daar in 1880. Hun vriendschap kende een moeizaam begin. Van Rappard schreef dat hij zich de kennismaking met Van Gogh nog goed kon herinneren. Ze konden het in het begin niet goed met elkaar vinden, maar nadat ze een paar keer hadden samengewerkt, ontstond er een vriendschap.
Beide schilders waren op dat moment geïnteresseerd in het vastleggen van eenvoudige onderwerpen. Van Rappard schilderde in de stijl van de Haagse school en onder zijn werken vind je schilderijen van een textielwerkplaats, een jongen aan een weefgetouw en heidelandschappen. Van Gogh en Van Rappard zochten elkaar op en werkten samen, maar schreven ook veel brieven waarin ze hun ideeën over kunst bespraken, elkaar aanmoedigden en kritiek leverden op elkaars werk.
Toen Van Gogh in 1885 enorm enthousiast was over zijn nieuwe werk Aardappeleters en een litho van het schilderij naar Van Rappard stuurde, kreeg hij een kritische reactie, die hem niet aanstond. Van Rappard schreef Van Gogh: ‘Ge kunt meer dan dit – gelukkig; maar waarom dan alles even oppervlakkig bekeken en behandeld? […] Dat kokette handje van die achterste vrouw, hoe weinig waar! […] En waarom moet die vrouw links zoo’n pijpesteeltje met een dobbelsteen er aan tot neus hebben?’. Van Gogh was aangedaan door deze reactie en schreef terug: 'Ik sta echter een beetje op mijn stuk want ik wil niet het ding blijve traineeren en ik wil geen slepende vriendschap. Of hartelijk of uit.' De twee maakten het wel goed in hun brieven, maar zagen elkaar nooit meer.
In Parijs leert Van Gogh verschillende kunstenaars kennen, zoals Henri de Toulouse-Lautrec, Camille Pissarro, Paul Signac, Paul Gauguin en Émile Bernard. Toen hij naar Arles trok hield hij contact met Bernard en Gauguin via brieven. Hij kon met deze kunstenaars goed discussiëren over moderne kunst. Geïnspireerd op de samenwerking van de Japanse prentkunstenaars stelde Van Gogh voor om werk uit te wisselen. Hij schrijft Bernard: ‘Dat bewijst wel dat zij elkaar waardeerden en bij elkaar bleven en dat er een zekere harmonie onder hen heerste, (…). Hoe meer wij in dat opzicht op hen lijken, des te beter zal het ons vergaan'. Gauguin en Bernard maakten allebei een zelfportret voor hun vriend Vincent, met een klein portret van de ander. Dit zijn de zogenoemde 'vriendenportretten'. Ook Charles Laval, die net als zijn vrienden Bernard en Gauguin graag schilderijen met Van Gogh wilde uitwisselen, stuurde een zelfportret naar Vincent.
Van Gogh was enthousiast over het heldere licht en de kleuren in Arles en koesterde de wens er een kunstenaarskolonie te beginnen. In zijn brieven aan zijn broer Theo, die bij de vooraanstaande kunsthandel Goupil & Cie in Parijs werkte, vroeg Vincent of hij collega-kunstenaars kon stimuleren óók naar Arles te komen. Dan konden ze samen werken, praten, hun ervaringen delen en elkaars werk opstuwen. ‘Je weet dat ik het altijd dwaas heb gevonden dat schilders alleen leven. Je verliest altijd als je alleen bent’, schreef hij aan Theo.
Misschien wilde Emile Bernard wel komen? Of Paul Gauguin? Van Gogh bidde en smeekte, maar maandenlang bleef het stil. Tot 22 augustus 1888. Toen schreef Gauguin dat hij van plan was te komen, als de omstandigheden het toestonden. Hij was eerste en uiteindelijk de enige kunstenaar die naar Arles kwam, met wat aandringen en een financiële bijdrage van Theo.
Wanneer Van Gogh hoorde dat Gauguin eindelijk had toegezegd om op bezoek te komen in Arles, wilde hij zijn gele huis decoreren met 'niets dan grote zonnebloemen'. Hij maakte drie grote varianten voordat zijn vriend arriveerde. Twee daarvan hing hij in de logeerkamer. Voor Van Gogh hadden de schilderijen van zonnebloemen een speciale betekenis. Ze drukten ‘dankbaarheid’ uit, schreef hij in een van zijn vele brieven.
Eenmaal in Arles schilderden Gauguin en Van Gogh het ene meesterwerk na het andere en werkten in vriendschap samen. Toch kwam daar al vrij snel verandering in. De twee zaten op elkaars lip en de visies en persoonlijkheden van de dominante Gauguin en de vijf jaar jongere Van Gogh botsten. Waar Gauguin werkte vanuit zijn geheugen en zijn fantasie, schilderde Van Gogh het liefst wat hij om zich heen zag.
De relatie tussen de twee kunstenaars verslechterde en de irritaties liepen hoog op. Deze spanningen en het dreigende vertrek van Gauguin, die ondertussen steeds meer succes kreeg in tegenstelling tot Van Gogh, voerden naar het kookpunt op 23 december 1888. Na een hoogopgelopen ruzie, waarbij Van Gogh Gauguin bedreigde met een scheermes, sneed Vincent in een verwarde toestand zijn oor af. Na dit begin van een reeks zware inzinkingen besloot Gauguin te vertrekken en de twee mannen zagen elkaar nooit meer terug. Wel bleven ze via brieven contact houden.
Lees de zes brieven die Paul Gauguin naar Vincent van Gogh stuurde in de periode van 29 februari 1888 tot en met 28 juni 1890.
Naast deze intense vriendschappen met medekunstenaars had Vincent een goede relatie met een postbeambte van de spoorwegen: Joseph Roulin. Vincent stuude vaak schilderijen via de post naar zijn broer Theo in Parijs en zo leerde hij Roulin kennen. Roulin bleef Van Gogh steunen in moeilijke tijden en zag Vincent als ‘zeer toegenegen vriend’. In een brief aan Theo schrijft Roulin over Vincent: ‘Een man die niet bitter, niet somber, niet volmaakt, niet gelukkig, en ook niet altijd onberispelijk eerlijk is. Maar zo’n goeierd, zo wijs en zo gevoelig en zo gelovig.’
Ook zijn dokter Paul Gachet, was belangrijk voor Vincent. De dokter was een fervent amateurschilder die Camille Pissarro, Edouard Manet, Claude Monet, Auguste Renoir en Paul Cézanne kende en van wie hij werk verzamelde. Hij moedigde Vincent aan te blijven schilderen en hield hem soms gezelschap.
Uiteindelijk wordt Vincents broer Theo betiteld als zijn allerbeste vriend. ‘Ik heb eigentlijk geen vriend behalve U en als ik beroerd ben zijt gij me altijd in de gedachten’, schrijft Vincent aan Theo (Den Haag, 1883). Vincent deelde bijna alles met Theo: van persoonlijke ontboezemingen tot de keuzes in zijn schilderijen. Er zijn 659 brieven van Vincent aan Theo overgeleverd. Theo bekommerde zich erg om zijn broer en sprong in december 1888 meteen in de trein toen hij hoorde dat Vincent in het ziekenhuis in Arles lag na het incident met zijn oor. Vincent stierf in juli 1890 (twee dagen nadat hij zichzelf een kogel in zijn borst had geschoten) in het bijzijn van zijn Theo, broer en beste vriend.