De Hollandse schilderkunst maakte in de Gouden Eeuw, een ongekende bloei door. Restaurator Michel van de Laar duikt dieper in het materiaalgebruik van de zeventiende-eeuwse kunstenaar. Welke kleuren hadden kunstenaars toen tot hun beschikking en hoe werden ze gemaakt?
Pigmenten worden in de natuur gevonden of ze worden gemaakt. Ze kunnen bijvoorbeeld gemaakt worden van koeien die mangobladeren eten en dan een uitscheiding in hun urine meegeven. Het kunnen ook moderne synthetische pigmenten zijn, denk aan cadmium, maar het kunnen ook oude synthetische pigmenten zijn, zoals loodwit. Zwart werd gemaakt van inktvissen, maar ook van verkoolde botten. Michel laat zien hoe je loodwit en beenderzwart krijgt.
Het zeventiende-eeuws palet had maar een beperkt aantal pigmenten. Kunstenaars kenden deze kleuren en eigenschappen door en door. Ze kozen niet alleen op kleur, maar ook op structuur en de beschikbaarheid van een grondstof.
Bij de reconstructie van ‘Gezicht op Haarlem met Bleekvelden’ van Van Ruisdael moest Charlotte het doen met de kleuren die op een zeventiende-eeuws palet te vinden waren. Een heel efficiënt, maar beperkt palet want er waren nog geen moderne synthetische pigmenten. Van Ruisdael kon met heel weinig kleur heel veel doen.
Charlotte gebruikt de pigmenten uit het schilderij van Van Ruisdael werk ook in haar eigen kunstwerken. Omdat het zo’n beperkte groep pigmenten is en ze er al zoveel mee heeft gewerkt, weet ze precies wat ze doen en kan ze de pigmenten blind gebruiken. Charlotte: ‘Het is eigenlijk een club goede vrienden die je heel goed kent en waar je weet wat je kan verwachten.’