May, een Limburgse agente, heeft sinds haar tijd op de politieacademie te maken met twijfels over haar geschiktheid voor het werk, vooral vanwege haar emotionele reacties, zoals snel huilen.
Nu ze leidinggevende wil worden bij grote crisissituaties, zoals terroristische dreigingen en ernstige ongevallen, vragen collega's zich af of ze het aankan.
Maar zoals May zelf zegt, rent ze 'het snot voor de ogen' en bewijst keer op keer dat vrouwen juist in grote crises van onschatbare waarde zijn, en dat tranen juist menselijk zijn.