Tussen linnen en vernis: Verfsoorten

AVROTROS

In Het Geheim van de Meester Extra, tussen linnen en vernis, duikt restaurator Michel van de Laar in de ontstaansgeschiedenis van verf. Voor de reconstructie van het werk van Corneille gebruikte het team allerlei soorten verf, net zoals Corneille dat deed. De kunstenaar kon deze verf destijds in blikken en tubes kopen, maar hoe deden kunstenaars dit eeuwen geleden?

Van de Laar vertelt het verhaal gesteund door scenes uit alle seizoenen van Het Geheim van de Meester. Verder laten ook materiaaldeskundige professor Joris Dik, wetenschapshistoricus Thijs Hagendijk en kunstenaar en onderzoeker Lisa Wiersma hun licht schijnen over dit onderwerp. 

Grottekeningen

Door de eeuwen is het aantal pigmenten vergroot en ook de manier waarop deze pigmenten gemaakt werden, is veranderd.

De allereerste kunstenaars gebruikten pigmenten uit de direchte omgeving, aarde en klei. Als medium werden sappen, dierlijke vetten, was en hars gebruikt, maar ook bloed en urine. Tot in de Renaissance was eiwit het meestgebruikte medium. Met eiwit kon mooi en fijn geschilderd worden en de verf droogde direct. 

Olieverf

Pas in de Renaissance begonnen kunstenaars pigmenten te wrijven met olie en ontstond er olieverf. De uitvinder hiervan zou Jan van Eyck zijn, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Maar de uitvinding van de olieverf komt wel uit Nederland. Met olieverf kun je veel transparanter werken en ontstaat er diepte. Van Eyck mag dan misschien de olieverf niet uitgevonden hebben, hij perfectioneerde het gebruik ervan wel.