Henriëtte Bosmans: Een opmerkelijke en eigenzinnige componiste

AVROTROS

Ze geldt als één van de belangrijkste componisten van de eerste helft van de 20e eeuw: de ras-Amsterdamse Henriëtte Bosmans. Ze was eigenwijs, koos graag haar eigen pad, speelde in haar grootse carrière samen met de beste ensembles en solisten en componeerde werken die tegenwoordig nog steeds veelvuldig worden uitgevoerd. Hoe groeide een Amsterdams meisje uit tot zo'n gevestigde componiste?

Van pianoles tot eerste orkestwerk

Henriëtte werd op 6 december 1895 geboren, als dochter van cellist Henri Bosmans en pianiste en pedagoge Sarah Benedicts. Ze was nog geen acht maanden oud toen haar vader overleed. Opgevoed door haar moeder werd ze aangestoken met het pianovirus en bleek ze een groot talent te zijn. Ze behaalde al vroeg cum laude haar Diploma Piano van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Op zeventienjarige leeftijd maakte ze haar concertdebuut bij het Utrechtsch Stedelijk Orchest, met Mozarts ‘Pianoconcert KV 450’. In deze periode, vanaf 1914, schreef ze haar eerste composities. Ook op dit vlak bleek ze heel getalenteerd. Al snel nam ze compositie- en orkestratielessen bij dirigent Cornelis Dopper, waar ze in 1923 haar eerste orkestwerk schreef: ‘Poème’.

Modern en onverwacht

Bosmans liet zich inspireren door de Duits-romantische stijl en vond inspiratie in meesters als Debussy, maar was het na een tijdje zat - ze wilde haar eigen stijl leren ontwikkelen. Deze moderne opvatting is tekenend voor haar repertoire, dat vol impressionistische en onverwachte werken zit. Haar eigentijdse stijl vond ze bij Willem Pijper, bij wie ze in 1927 in de leer ging. De voornaamste techniek die ze van Pijper overnam was de polytonaliteit. In deze vruchtbare tijd werd ze verliefd en ging ze samenwonen met de negen jaar jongere celliste Frieda Belinfante, een relatie die tot 1929 stand hield. Een paar jaar later verloofde ze zich met violist Francis Koene.

Ontdek meer over Frieda Belinfante in het hoorspel 'Geen Noot is Onschuldig'

  1. Hoorspel: Geen Noot is Onschuldig

Concertstuk voor het Concertgebouworkest

In 1932 schreef Bosmans een werk voor een door het Concertgebouworkest uitgezette prijsvraag. Haar ‘Concertstuk voor fluit en kamerorkest’ won de tweede prijs èn de aandacht van het orkest. Een paar jaar later werd een ander werk van haar op het programma gezet: het ‘Concertstuk voor viool en orkest’, uitgevoerd door het orkest o.l.v. Louis Zimmermann. Bosmans schreef dit werk voor haar verloofde, die in datzelfde jaar plotseling overleed. Zijn overlijden zorgde voor een zware periode, waarin ze nauwelijks heeft gecomponeerd.
 

Een nieuwe, creatieve periode

Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest Bosmans, een halfjoodse, haar carrière stilleggen. Ze werd opgedragen lid te worden van de Kultuurkamer, maar weigerde, waardoor ze niet meer mocht optreden. Wel bleef ze componeren. In 1946 voltooide ze één van deze werken: de ‘Doodenmarsch’. In de jaren die volgden werd ze ziek, maar bleef ze wel doorschrijven. Sterker nog: een nieuwe en uiterst creatieve periode brak voor haar aan. Samen met de Franse mezzosopraan Noémie Perugia, waarmee ze goed bevriend was, componeerde ze prachtige liederen. In 1951 werd ze uitgeroepen tot ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Henriëtte Bosmansprijs

In 1952 overleed Bosmans in het Prinsengrachtziekenhuis te Amsterdam aan de gevolgen van ongediagnostiseerde maagkanker. Begin dat jaar bracht ze nog vijf nieuwe liederen in première, al kon ze al twee jaar niet meer componeren en optreden. Omdat ze zo ontzettend belangrijk is geweest voor de klassieke muziek in Nederland, werd in 1994 de Henriëtte Bosmansprijs in het leven geroepen: een aanmoedigingsprijs voor nieuwe, Nederlandse composities.